In de voorbereiding op deze meerjarenbegroting zijn de risico’s geïnventariseerd en geactualiseerd. In het hieronder weergegeven overzicht zijn de risico's gepresenteerd met de grootste netto impact; dat wil zeggen effect x kans groter dan € 250.000.
Risico Bedragen x € 1.000 | Kans op voordoen van risico | Financieel gevolg (maximaal) | |
1. | Niet realiseren geraamde opbrengstwaarde grondexploitaties | *1 | 1.516 |
2. | Gronden BusinessPark 7Poort II - niet doorgaan ontwikkeling | 20% | 13.000 |
3. | Algemene uitkering wijkt af van de begroting | 50% | 1.900 |
4. | Verbonden partijen | 70% | 1.350 |
5. | Aantrekken en behouden gekwalificeerd personeel | 70% | 1.500 |
6. | Bylandse brug | 30% | 2.000 |
7. | Verduurzaming gemeentelijk vastgoed | 50% | 1.200 |
8. | Voortgang hervormingsagenda/eigen bijdragen | 20% | 2.900 |
9. | Sociaal domein / Jeugd / WMO | 70% | 750 |
10. | Dividendinkomsten deelnemingen | 50% | 758 |
11. | Tekort op het I-deel / BUIG budget | 50% | 600 |
12. | Wachtgeld wethouders | 30% | 980 |
13. | Uitval ICT-systemen | 50% | 500 |
14. | Vervolgtraject kadernota | 50% | 500 |
Opmerking:
*1: Voor de grondexploitaties is een separate risico-inventarisatie en -analyse uitgevoerd. De uitkomst daarvan is opgenomen in deze tabel, vandaar dat hiervoor geen kans is opgenomen.
Ontwikkeling weerstandsvermogen
In de jaarstukken 2022 is de laatste stand van de risico's opgenomen. De benodigde weerstandscapaciteit in de jaarstukken bedroeg € 5,6 miljoen. Dit is in deze begroting toegenomen naar 10,0 miljoen, met name als gevolg van de nieuwe risico's van de ontwikkeling van BusinessPark 7Poort II en de verduurzaming van gemeentelijk vastgoed.
In onderstaande paragraaf is de analyse op basis van de inzichten per augustus 2023 opgenomen. Vervolgens is een specifieke toelichting opgenomen op de grootste risico's.
Marktontwikkelingen en weerstandsvermogen
(CPB augustus 2023)
De economie groeit in 2023 met 0,7% en in 2024 met 1,4%. De koopkracht herstelt na eerdere forse daling dankzij stijgende lonen met 1,9% in 2024. Het aantal mensen in armoede stijgt zonder aanvullend beleid tot 5,7% van de bevolking en 7% van de kinderen in 2024.
De inflatie blijft in 2023 hoger dan eerder gedacht, vooral door een hogere kerninflatie. In 2022 liep de inflatie sterk op door forse prijsstijgingen van energie. In 2023 daalt de inflatie aanzienlijk tot 3,9%, maar leidt de doorwerking van hogere energie- en loonkosten alsnog tot steeds hogere prijzen. Ook in 2024 blijft de inflatie hierdoor met 3,8% hoger dan normaal.
De groei van de werkgelegenheid neemt af, maar de krappe arbeidsmarkt kan tegen een stootje. Het aantal faillissementen loopt inmiddels enigszins op en gedurende de ramingsperiode groeit de werkgelegenheid in de marktsector niet meer. De werkloosheid blijft echter ook volgend jaar laag. Het aantal beschikbare banen blijft hoog, waardoor mensen die hun baan (in de ene bedrijfstak) verliezen vermoedelijk snel (in een andere branche) aan de slag kunnen. Omdat dit soort baanwisselingen gewoonlijk wat tijd kost, loopt de werkloosheid licht op (4,0% in 2024).
Door het wegvallen van tijdelijk inkomensondersteunend beleid loopt in 2024 de armoede weer op. In 2023 blijft het percentage personen in armoede vrijwel stabiel (4,8%) en daalt het percentage kinderen in armoede naar 6,2%. Door de hoge inflatie stijgt de armoedegrens met 8,6% naar 1.515 euro per maand voor een eenpersoonshuishouden. Het inkomensondersteunend beleid, zoals de energietoeslag en de verhoging van de zorg- en huurtoeslag, voorkomt dit jaar een toename van armoede. Het aandeel kinderen onder de armoedegrens daalt zelfs door de verhoging van de kindbedragen in het kindgebonden budget. In 2024 stopt een gedeelte van dit beleid, waardoor de armoede weer oploopt, tot 5,7% van de personen en 7,0% van de kinderen.
Deze raming is met veel onzekerheid omgeven, mede door grote risico's in het buitenland en door de val van het kabinet in ons land. Macro-economisch liggen de grootste risico’s in het buitenland. De oorlog in Oekraïne sleept voort en kan een bron zijn van verdere onvoorziene economische risico’s. Ook andere geopolitieke spanningen, zoals het handelsconflict tussen de Verenigde Staten en China, blijven onverminderd aanwezig. Verder is, gezien de sterk opgelopen rente, toenemende schuldenproblematiek bij andere Europese overheden een risicofactor. Dichter bij huis komt de toegenomen onzekerheid vooral door de val het kabinet, waardoor besluiten op enkele nijpende beleidskwesties mogelijk vertraging oplopen. Denk hierbij aan dossiers als stikstof of klimaat, waarvoor in principe budget is vrijgemaakt door het Kabinet RutteIV, maar waar er bij de invulling nog belangrijke politieke knopen moeten worden doorgehakt. Anderzijds zijn er ook opwaartse risico’s: zaken waardoor de economie minder zal afkoelen dan nu verwacht. Zo is de spaarquote nog steeds ongebruikelijk hoog; een verdere daling van de spaarquote naar het langjarig gemiddelde zou een wezenlijke impuls betekenen voor de economie.
Hierboven zijn de belangrijkste ontwikkelingen die de gemeente direct of indirect raken uit de CPB-raming opgenomen. De verwachtingen uit de ramingen betrekken wij bij de analyse van de risico's. In deze analyse is het specifieke risico als gevolg van de oorlog betrokken bij de verschillende risico's. Deze zijn ondertussen onderdeel geworden van de verschillende ontwikkelingen. Dit met uitzondering van de vluchtelingen als gevolg van de oorlog.
De val van het kabinet heeft op de macro-economische omstandigheden effect, maar heeft ook op meerdere vlakken effect op de gemeente. In meerdere beleidsmatige ontwikkelingen zou het kabinet na de zomer starten met aanpassingen in wet -en regelgeving die gemeenten nodig hebben voor het uitvoeren van nieuw beleid. Daarnaast is de financiële situatie van met name 2026 en 2027 een grote onzekerheid, waarbij de onduidelijkheid is toegenomen hoe het huidige demissionaire kabinet met dit gegeven om gaat. Doen zij zelf nog voorstellen of laten zij dit over aan een volgende regering. Door de val van het kabinet is er meer onzekerheid ontstaan, waar wij als gemeenten op moeten anticiperen of reageren.
Toelichting op risico's
1. Grondexploitaties (lopende)
Uit de geactualiseerde risicoanalyse bedraagt het totale risicoprofiel € 1.516.000. Ten opzichte van het risico in de jaarstukken 2022 (€ 1.561.000) betekent dit een daling van € 45.000.
Dit risicoprofiel van € 1,5 miljoen bestaat onder andere uit risico’s die worden veroorzaakt door projecten die zich in de beginfase van de ontwikkeling bevinden, zoals het Hof, Waaijakkers en Middag-Oost fase 3. In deze fase zijn nog veel onzekerheden en kunnen risico’s in de toekomst plaatsvinden. Risico’s waar we geen grip op hebben zoals kostenstijging en vertraging in de gronduitgifte worden daarom meegenomen in het risicoprofiel. Ook de prijsstijging van materialen is ongekend hoog geweest. Hoe het prijsverloop verder zal gaan is onzeker en vormt daarom een risico. De gevolgen van het Oekraïne conflict zijn net zoals in de jaarstukken 2022 meegenomen in de grondexploitaties en om die reden geen onderdeel van het risico.
In de paragraaf Grondbeleid is een nadere analyse van het risico per project opgenomen.
2. Grondposities
In de afgelopen periode zijn meerdere stappen gezet om grondposities te verwerven om op langere termijn woningbouw en bedrijventerreinen te ontwikkelen. De omvang van de investeringen en de daarmee samenhangende risico's waren bij de jaarrekening 2022 nog niet voldoende concreet om het risico te waarderen.
Voor de ontwikkeling van BusinessPark 7Poort II is ondertussen voldoende concrete informatie om een risico te bepalen. Deze wordt meegewogen om een reëler beeld te krijgen. De investeringen gebaseerd op het RPW (regionaal programma werklocatie) worden ingeschat op ongeveer € 26.500.000. Deze gronden zijn nog niet verworven, maar het is voldoende aannemelijk dat dit plaats gaat vinden. Als deze gronden worden aangeschaft, maar uiteindelijk niet tot ontwikkeling (grondexploitatie) komen dan ontstaat er een verplichting tot afwaarderen. Bij de aankoopstrategie is dit risico zo laag mogelijk gehouden, echter bestaat er een kans dat na aankoop niet tot ontwikkeling wordt overgegaan. Door alle onzekerheid en met name de lange horizon houden wij rekening met een kans van 20% dat afwaardering moet plaatsvinden. De afwaardering van de gronden naar agrarische waarde op basis van de huidige inzichten schatten wij op € 13.000.000.
Naast deze ontwikkelingen zijn nog meerdere ontwikkelingen op dit gebied gaande, maar deze zijn nog onvoldoende concreet om te vertalen. De risico's vinden hun grondslag in de WvG's (Wet voorkeursrecht gemeenten) en de wijziging in het grondbeleid. Door de ontwikkelingen kan het noodzakelijk zijn om naar een meer actief beleid te gaan, wat hogere risico's (positief en negatief) met zich mee brengt.
3. Algemene uitkering
De jaarlijkse verhogingen of verlagingen (het accres) van het gemeentefonds zijn onzeker. De hoogte van de algemene uitkering is mede afhankelijk van omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de gemeenten liggen. Daarnaast spelen er voor de komende jaren onduidelijkheden over deze systematiek en de wijze waarop de algemene uitkering (verruiming belastinggebied) zal worden vorm gegeven.
Bovenstaand risico heeft zich in 2023 nog duidelijker gemanifesteerd en is ook terug te zien in de begrotingsjaren 2026 en 2027. De VNG heeft als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de algemene uitkering ook geadviseerd om de jaarschijven 2026 en 2027 reëel (negatief) in kaart te brengen. Dit is voornamelijk het gevolg van verschillende variabelen die invloed hebben op de hoogte van de algemene uitkering. Bijvoorbeeld de opschalingskorting en de wijze van compenseren voor prijs- en looninflatie. Het onvoldoende compenseren door het rijk van de toegenomen prijs- en looninflatie vormt een risico. Door de val van het kabinet is het onduidelijk hoe de vraagstukken voor 2026 en 2027 worden opgelost. Waarschijnlijk wordt dit doorgeschoven naar een nieuw kabinet, waardoor de onzekerheid langer blijft bestaan.
In aanvulling daarop heeft het Rijk nu mogelijk een opdracht om te bezuinigingen, wat een effect kan hebben op de algemene uitkering. Het ministerie van financiën heeft ter voorbereiding op de nieuwe partij programma's al voorstellen gedaan die gemeenten raken.
De algemene uitkering is nu verwerkt zoals deze is opgenomen in de meicirculaire, maar de kans dat deze afwijkt van wat nu begroot is, is groot. Hoeveel en op welke onderdelen is niet goed in te schatten. De kans op een positieve bijstelling is groter dan een negatieve, maar voor een inschatting zijn wij te afhankelijk van meerdere partijen waar wij geen informatie over of van hebben.
4. Verbonden partijen
De totale jaarlijkse bijdrage van onze gemeente aan verbonden partijen is ruim 27 miljoen. Het risico bestaat dat verbonden partijen in een bepaald jaar een hogere bijdrage nodig hebben dan begroot. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan bij onverwachte tegenvallers in hun exploitatie. Omdat de verbonden partijen in hoofdzaak niet beschikken over een eigen weerstandsvermogen, worden deze tegenvallers in rekening gebracht bij de gemeente. Door de huidige economische situatie is de kans groter dat er tekorten ontstaan bij verbonden partijen, die zij niet zelf kunnen opvangen.
5. Aantrekken en behouden gekwalificeerd personeel
Zoals opgenomen in de CPB raming van augustus 2023 blijft de arbeidsmarkt krap. Het gevolg hiervan zien wij terug in het risico in vacatures die langere tijd open staan of soms zelfs niet in te vullen zijn. Met name bij bouwen & wonen, ruimtelijke ordening en sociaal domein staan vacatures open.
Als maatregel voor dit vraagstuk hebben wij ingezet op de ontwikkeling van aantrekkelijke werkgever. Werken we aan de doorontwikkeling naar een moderne en professionele organisatie. Gelet op het belang en onze ambitie hierin vervult Zevenaar een bestuursrol in het P&O-netwerk / werken in Gelderland. In de begroting zijn budgetten opgenomen om een aantrekkelijkere werkgever te worden, aangevuld met budget voor recruitment e.d. daarmee de afhankelijkheid van inhuur te beperken en meer te kunnen ontwikkelen.
In deze tussenliggende periode ligt de oplossing bij het inzetten van personeel van derden (inhuur). Het uitgangspunt is dat de kosten van inhuur binnen de formatieve budgetten blijft. De krappe arbeidsmarkt en stijgende inflatie leiden tot stijgende lonen. De hogere lonen leiden tot hogere kosten voor inhuur.
Mocht er ook geen inhuur beschikbaar zijn, dan kan de situatie zich voordoen dat geplande activiteiten niet uitgevoerd kunnen worden. Een geplande activiteit niet meer of anders uitvoeren zal ook tijd en geld kosten. Hierbij kun je denken aan extra kosten voor communicatie en kosten voor alternatieve plannen en verantwoording.
Als grondslag voor het bepalen van het risico gebruiken wij de salarislasten in de begroting 2024 als basis. Er is een risico dat wij 5% meer uit moeten geven dan de geraamde salarislasten om de geplande activiteiten te realiseren. Het risico bedraagt daarmee € 1,3 miljoen met een kans van 70%.
6. Bylandse brug
De Bylandse brug verkeert in slechte staat en moet op (korte) termijn vervangen worden. Het wegvak over de brug is openbaar en de brug is in particulier eigendom van de steenfabriek Wienerberger. De eigenaar stelt dat hij wel eigenaar is maar niet onderhoudsplichtig. De gemeente stelt dat Wienerberger onderhoudsplichtig is omdat zij in het verleden en nog steeds onderhoud uitvoeren. Er dreigt een juridisch geschil te ontstaan over wie onderhoudsplichtig is. Het risico bestaat dat de gemeente als onderhoudsplichtige wordt aangemerkt en dus ook de kosten voor vervanging op zich moet nemen. In het meerjareninvesteringsplan voor vervanging van kunstwerken is met deze vervanging geen rekening gehouden. De hoogte van de investering voor vervanging wordt geraamd op € 1.500.000 tot € 2.000.000. De kans dat de gemeente volledig verantwoordelijk is voor vervanging schatten we nu in op 30%.
7. Verduurzaming gemeentelijk vastgoed
Als onderdeel van het Integraal Accommodatieplan is een financiële doorrekening gemaakt van € 24 miljoen aan verduurzamende maatregelen voor het gemeentelijk vastgoed. Dit gaat om investeringen in nieuwbouw in een tijdshorizon van de komende 20 jaar. Wij schatten in dat een afwijkingsrisico van 25% aanwezig is omdat dit op kengetallen is gebaseerd.
Gesteld dat we via de kadernota de investeringsbedragen beschikbaar krijgen, zien wij een risico van zo’n 6 miljoen dat extra investeringen nodig zijn. Het bedrag van € 6 miljoen heeft betrekking op de totale investering voor de komende 20 jaar. Deze totale investering wordt niet in één keer aangevraagd maar jaarlijks een deel op basis van een investeringsprogramma. Voor de risicoberekening gaan we uit van een periode van 4 jaar. We houden rekening met een risico van € 1,2 miljoen (24 miljoen x 25% = 6 miljoen / 5). De kans is 50%.
8 & 9. Sociaal domein
Algemene ontwikkeling
De prognose voor het gebruik van jeugdzorg en Wmo is gebaseerd op de werkelijke uitgaven, verhoogd met de verwachte ontwikkelingen in prijs en aantal cliënten. Wij zijn hierbij afhankelijk van factoren die buiten onze invloedssfeer liggen. Een andere factor die buiten onze invloedssfeer ligt is de beschikbaarheid van zorg. De beschikbaarheid staat onder druk, waardoor inwoners niet gelijk kunnen worden geholpen. Hierdoor bestaat het risico dat alternatieve (tussentijdse) zorg ingezet moet worden. Daarnaast hebben ook niet voorspelde demografische ontwikkelingen invloed op de gerealiseerde kosten.
Als risico wordt op basis van het huidige kostenniveau voor de gemeente Zevenaar een bedrag van € 750.000 aangehouden.
Hervormingsagenda jeugd
De Hervormingsagenda Jeugd is definitief vastgesteld, ondertekend en aangeboden aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer. De definitieve vaststelling van de Hervormingsagenda Jeugd betekent dat alle partijen in volle vaart aan de slag gaan met de grootste hervorming van de jeugdzorg sinds 2015 (VNG, 14 juni 2023).
Onder gemeenten is veel ambitie en steun om met de agenda de hulp aan onze jonge inwoners te verbeteren. Naast een duidelijke uitslag op de ALV van 14 juni werd echter ook een aantal zorgen geuit. Daarom zijn in moties de volgende randvoorwaarden meegegeven voor het vervolg:
- Inzet van de VNG om in overleg met het rijk en het IPO te komen met een toelichting hoe gemeenten 2026 en daarna in de meerjarenraming kunnen opnemen.
- Een implementatieplan bij de Hervormingsagenda en een verzoek aan het rijk om daaraan gekoppeld ook een routekaart voor wetgeving te maken.
- Een uitvoeringstoets op het implementatieplan.
- De ALV sprak ook het belang uit dat we gezamenlijk met de partners ons moeten inzetten om de Hervormingsagenda te laten slagen. Specifiek is aandacht gevraagd voor de financiering van de POH-Jeugd (Praktijkondersteuner Huisarts) en een goede samenwerking tussen hulp en onderwijs.
Vooruitlopend op de vaststelling van de hervormingsagenda zijn de financiële consequenties (opgaven) verwerkt in de algemene uitkering die is opgenomen in de meicirculaire. Deze zijn in de begroting verwerkt op basis van de richtlijnen van de Provincie. Het meest belangrijk van het realiseren van de opgaven en veronderstelde besparing zijn de maatregelen. Dit gedeelte moet nog worden uitgewerkt door het kabinet (voornamelijk in wetgeving) en het risico bestaat dat door de val van het kabinet de invulling van de maatregelen vertraging op loopt. Omdat het vaststellen van de hervormingsagenda langer heeft geduurd dan verwacht is de oploop van besparingen in 2024 en 2025 bevroren. Als er vertraging ontstaat in de ontwikkeling van hulpmiddelen die gemeenten moeten helpen de kosten terug te dringen is het de vraag of de beoogde besparingen ook worden bevroren.
Daarnaast zijn de besparingen die gerealiseerd kunnen worden voor gemeenten op landelijk (macro-niveau) bepaald. De potentie om te besparen zal per gemeente afwijken van dit gemiddelde, dit kan zijn doordat bepaalde maatregelen al zijn ingevoerd of omdat er meer tijd nodig is om de samenhangende acties op elkaar aan te sluiten.
Eigen bijdragen
In de voorjaarsnota van het demissionair kabinet is een voorstel gedaan om een brede eigen bijdrage in te voeren vanaf 2025. Dit primair als reactie op de stijgende kosten (aanzuigende werking) van de huishoudelijke hulp. De compensatie die gemeenten ontvingen in de algemene uitkering is teruggedraaid, maar de maatregelen zijn nog niet omgezet in wetgeving. Daarnaast is op landelijk niveau ingeschat welke uitstroom c.q. eigen bijdragen er netto zal zijn. Dit wordt landelijk afgezet tegen de compensatie door het rijk in 2025. Het is niet duidelijk welke aannames op macro-niveau hieraan ten grondslag liggen en of de gemeenten vanaf 2025 de weggevallen compensatie in de algemene uitkering kunnen compenseren met andere maatregelen.
Daarnaast is het nog niet duidelijk of de voorgestelde wijziging nog wordt doorgevoerd en/of er vertraging ontstaat.
Voortgang hervormingsagenda/eigen bijdragen
Voor al deze onzekerheden en onduidelijkheden in relatie tot de hervormingsagenda en eigen bijdrage houden wij rekening met een risico van 5% van het saldo van de bestedingen in programma 6, zijnde 2,9 miljoen. De kans dat de onzekerheden dit negatieve effect hebben schatten we in op 20%.
10. Dividend deelnemingen
We ramen in de begroting dividendinkomsten van Alliander, Ataro en BNG. Het risico bestaat dat dividendinkomsten lager uitvallen, bijvoorbeeld door tegenvallende bedrijfsresultaten.
11. Tekort I-deel/ BUIG
Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen. Het risico van het tekort op het BUIG-budget fluctueert. Boven de 12,5% worden tekorten volledig gecompenseerd door de vangnetuitkering. Gemiddeld rekening houdend met vangnetuitkeringen is het tekort € 600.000 en 50%.
12. Wachtgeld wethouders
Om de huidige wethouders te beschermen tegen de gevolgen van werkloosheid na het wethouderschap geldt een wachtgeldregeling. Na het wethouderschap ontvangt een wethouder een Appa-ontslaguitkering, tenzij de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Dit is geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Waarom het wethouderschap beëindigd is hierbij niet van belang; het recht op de uitkering bestaat ongeacht de reden van het aftreden. De specifieke aanspraak en omvang kunnen pas worden bepaald op het moment dat zich dit voordoet. Het risico hebben we verlaagd omdat in het nieuwe college 2 wethouders reeds de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en geen recht meer hebben op wachtgeld.
13. Uitval ICT-systemen
Een ICT- storing heeft een grote impact op onze gemeentelijke dienstverlening. Het is van groot belang dat beheer en onderhoud op de ICT- omgeving op een adequate manier wordt uitgevoerd. Hierbij wordt de kwetsbaarheid van de RID zichtbaar. Een combinatie van druk op de personele capaciteit, krapte op de arbeidsmarkt, vertraging in projecten en gebrek aan innovatiekracht, dragen er aan bij dat de kwaliteit van de ICT- omgeving onder druk komt te staan. Hierdoor bestaat het risico dat de kans op incidenten toe neemt en wij worden geconfronteerd met kosten. Dit kunnen kosten zijn op het niet beschikbaar zijn van netwerken en/of data door uitval of bijvoorbeeld een hack.
Het risico op incidenten in relatie tot informatieveiligheid zal de komende jaren alleen maar toenemen. Hier moeten we als gemeente voldoende op voorbereid zijn. In het kader daarvan heeft de VNG reeds eerder aandacht gevraagd voor de toenemende kans geconfronteerd te worden met ransomware oftewel gijzelsoftware. In de risico's is nu een bedrag opgenomen van 0,5 mln. met een kans van 50%. Het risico is bepaald op een aantal dagen dat niet gewerkt kan worden als gevolg van het niet beschikbaar zijn van systemen. Als dit het gevolg is van ransomware zullen er naast deze kosten ook andere kosten zijn, zoals het herstellen van data en systemen, inrichten aanvullende maatregelen, verantwoording afleggen over voortgang. De financiële omvang is aanzienlijk groter, maar de kans is kleiner. Met de doorontwikkeling van de RID en het versterken van de I-organisatie wordt dit risico op termijn beter beheersbaar.
14. Vervolgtraject kadernota
In de kadernota 2024-2027 presenteerden we een negatief begrotingssaldo voor 2024. Op basis van de toezichtvoorschriften van de provincie moet óf het jaar 2024 óf het laatste jaar 2027 structureel en reëel sluitend zijn. In het vervolgtraject van de kadernota hebben we diverse maatregelen in beeld gebracht. In de 2e voortgangsrapportage 2023 en deze meerjarenbegroting zijn diverse voorstellen opgenomen. We hebben hierbij onder meer gekeken of er rek in reeds beschikbare gestelde budgetten zat, of het noodzakelijk was om alle budgetten te indexeren, er dekking uit reserves mogelijk was en of er sprake was van planningsoptimisme. Hoewel de begroting hiermee gevoeliger is geworden voor onvoorziene omstandigheden en onverwachte ontwikkelingen, denken wij dat dit verantwoorde keuzes zijn geweest. Desalniettemin hebben we een hoger risico op budgetoverschrijdingen.
Gevolgen Russische inval in Oekraïne
Bij de vorige begroting hebben we dit risico specifiek benoemd, omdat hier ook een heel aantal risico's in samen kwamen. De verschillende risico's die onder deze post waren opgenomen zijn nu toebedeeld aan de specifieke posten in de begroting of risico's. Belangrijk onderdeel was inflatie en rente, deze zijn nu anders verantwoord. Het risico ten aanzien van de opvang van vluchtelingen blijft bestaan in relatie tot de compensatie tot het rijk. Maar deze valt als zelfstandig risico buiten de top 10.
Risico's van omvang niet in top 10
In de bovenstaande beschouwing is de top 10 aan risico's beschreven op basis van financiële impact. De afgelopen jaren hebben ons laten zien dat er grote risico's op ons af komen. Waar de kans klein van is, maar de impact groot of waar de gemeente niet direct financieel voor verantwoordelijk is.
Pandemie
De afgelopen twee jaar hebben we geleefd in een situatie waar een minieme kans aan werd toegedicht, maar waarvan de impact heel groot is. Mede hierdoor is de wereld wakker geschud en wordt er sneller over nieuwe ziekten gecommuniceerd. Hoewel de kans klein blijft dat we na de corona weer een soortgelijke pandemie krijgen voegen wij dit wel als risico toe. Omdat het Rijk een overgroot deel van de kosten voor zijn rekening heeft genomen is het beslag op de middelen van de gemeente beperkt gebleven. Wij hebben als gemeente wel de keuze gemaakt om de lokale economie te ondersteunen door een injectie.
Het bepalen van een financiële impact is lastig en daarom is gekozen om maatstaven te kiezen en daar een selectieve waarde aan te hangen. Er wordt voor gekozen om uit te gaan van 50.000 inwoners en een bedrag van € 20 per inwoner. Op basis hiervan wordt het selectieve risico op € 1 miljoen gezet. De kans van dit risico stellen wij op 5%.
Droogte/verzakking
Perioden van droogte of grote regenval komen steeds vaker voor. In de afgelopen jaren zijn door de lage grondwaterstand problemen met woningen in onze gemeente ontstaan. Ook dit jaar is de kans aanwezig dat er schade gaat ontstaan. Hoewel dit risico niet direct financieel is voor de gemeente heeft onze gemeente wel zorgplicht naar zijn inwoners. Ambtelijke en bestuurlijke capaciteit wordt beschikbaar gesteld om onze inwoners te ondersteunen. Waar nodig worden ook beperkte budgettaire aanvragen gedaan. De invloed die wij als gemeente op dit vraagstuk hebben is beperkt, maar wij dragen bij aan de globale doelstellingen waar nodig en mogelijk. De kans van dit risico wordt dus steeds groter, maar de impact blijft beperkt. Hierdoor staat deze niet in de top 10.
Omgevingswet
Er is veel onduidelijkheid over de invoering van de Omgevingswet. In 2023 zijn stappen gezet door het demissionaire kabinet. De voorgestelde datum van invoer is bepaald op 1 januari 2024 maar er bestaan nog steeds veel onduidelijkheden. In de begroting zijn de kosten opgenomen op basis van het meest actuele model voor het bepalen van effect. Dit blijft echter een model met verschillende aannames.